In het algemeen geldt voor inzageverzoeken of verzoeken om informatie dat wij geen gegevens van patiënten aan anderen mogen verstrekken, zonder toestemming van de betreffende patiënt. Dit recht van de patiënt op geheimhouding moeten wij ook na de dood respecteren.

Per 1 januari 2020 is een aantal uitzonderingen hierop in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (Wgbo) opgenomen. In het Burgerlijk Wetboek*  is bepaald dat wij inzage in – of afschrift van – gegevens uit het dossier van een overleden patiënt kunnen geven:

  1. aan diegene aan wie door de patiënt bij leven toestemming is gegeven; dit moet dan wel schriftelijk of elektronisch zijn vastgelegd
  2. aan een nabestaande zoals bedoeld in de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) of een persoon als bedoeld in artikel 465 lid 3, indien die nabestaande of die persoon een mededeling over een incident op grond van artikel 10, derde lid, van de Wkkgz heeft gekregen
  3. aan iemand die een zwaarwegend belang heeft en aannemelijk kan maken dat dit belang mogelijk wordt geschaad en dat inzage in of afschrift van gegevens uit het dossier noodzakelijk is voor de behartiging van dit belang.

procedure: altijd via de raad van bestuur
De beoordeling van een verzoek voor inzage in het dossier van een overleden cliënt vindt altijd plaats door de raad van bestuur. Daarom moet je een met redenen omkleed gericht verzoek sturen aan
GGz Centraal
T.a.v. raad van bestuur
Postbus 3051
3800 DB Amersfoort
Jekunt ook een e-mail sturen naar rvb@ggzcentraal.nl. Bij een verzoek moet je wel altijd een kopie van een geldig legitimatiebewijs meesturen.

* artikel 7:458a