GGz Centraal heeft de grootste opleiding tot psychiaters van Nederland in huis. Met jaarlijks 12 instroomplekken die altijd gevuld zijn. Harold van Megen heeft in de afgelopen 20 jaar inmiddels zo’n 150 aiossen (artsen in opleiding) mogen opleiden tot psychiater. Indrukwekkend en een mooie aanleiding voor een interview.

We doen het samen!
Harold: ‘Ik wil vooraf wel graag iets kwijt. Ik ben ontzettend blij met mijn mede opleiders Didi, Jeroen en Annet. Je doet het natuurlijk samen. Dat wat de een wat minder heeft, heeft de ander weer meer. We zijn verschillend en dat maakt nou juist dat we elkaar aanvullen. En ik vind het heel prettig dat de supervisoren altijd bereid zijn om supervisor te zijn of om les te geven. Daar valt of staat een opleiding mee. Wij kunnen dat niet alleen.’

Hoe sta jij bekend, denk je?
‘Ik denk dat mensen mij enthousiast en betrokken vinden en competent in met name de psychotherapie en diagnostiek. Ook het gesprekstherapie onderwijs wordt erg gewaardeerd. En ik denk aan de andere kant dat sommige mensen mij ook wel streng vinden. En denken ho, hij vertelt wel wat hij ergens van vindt. Dat vinden sommige mensen lastig. Ja, dat is zo. Maar ja, ik teken voor hun registratie en hoe ze met patiënten zullen omgaan, dat vind ik een grote verantwoordelijkheid.’

Waarom ben jij eigenlijk ooit psychiater geworden?
‘Oh, haha, een onverwachte vraag. Dat is een beetje toeval. Ik ben geneeskunde gaan studeren omdat ik heel veel interesses had. Ik vond biologie, psychologie en theologie leuk, ik wist het eigenlijk niet zo goed. Ik weet dat mijn moeder toen zei: ‘Ga gewoon geneeskunde doen, daarin kun je misschien die dingen allemaal kwijt.’ Dat is een heel verstandig advies geweest.  Vervolgens wilde ik graag in het buitenland op stage en bij toeval kon ik in Amerika terecht om bij een heel beroemd psychiatrisch instituut coschappen te gaan lopen. Dat was echt een schot in de roos. Ik dacht dit is het! Met name ook omdat theologie en psychiatrie daar niet zo gescheiden waren zoals hier. En ook de culturele interesse sprak mij enorm aan. Wat voor mij nieuw was, is dat er blijkbaar een ordening bestaat in persoonlijkheden van mensen. Dat was voor mij echt een ‘eye opener’. En dat je diagnostisch iets kunt doen met datgene wat iemand bij jou oproept. Ik was ontzettend enthousiast en dacht ‘this is it’! En dat is het nog steeds.’

Wat bewoog jou om opleider te worden?
‘Ik kom uit een onderwijsfamilie. Het heeft mijn interesse, ik vind het gewoon leuk. Toen ik in het UMCU werkte bemoeide ik me veel met het onderwijs en het onderwijs geven. En ik was lid van de doctoraal en artsexamencommissie. Na een paar jaar dacht ik, ik wil mijn eigen toko wel en werd toen opleider bij Meerkanten. En waarom ik dat nou wilde? Tja, alle leraren zijn natuurlijk een beetje eigenzinnig (grijns). Ze hebben een idee van wat mensen zouden moeten kunnen met het vak. Je hebt een soort standaard in je hoofd waarvan je het belangrijk vindt dat mensen die met patiënten werken dat moeten beheersen. Dat is een richtsnoer. En mijn visie op het vak. Dat cultuur, zingeving, de psychologie en het biotoop waarin mensen leven belangrijke zaken zijn waar je rekening mee moet houden. De interactie tussen biologie en psychologie. Je moet nieuwsgierig zijn naar de hele mens.’

Weet jij wat de huidige psychiaters drijft?
‘We vragen dat altijd bij de start. Een aantal jaren geleden was het vooral de biologie van de hersenen. Nu gaat het hen vooral om het  contact met de patiënt. Daar krijgen ze in dit vak veel meer de ruimte voor dan in de somatiek. Ons vak is veel integraler, we kijken naar de mens als geheel.’

Wat voor ontwikkeling zie jij?
‘Toen ik begon was het vooral psychotherapie wat de klok sloeg. Je had toen ook nog Riaggs. Vervolgens krijg je ‘the area of the brain’ en is het alleen maar biologie. Dan lijkt de psychotherapie helemaal weer verdwenen. En vervolgens krijg je de herstelbeweging, eigenlijk de oude Riaggs. Ons herinneren waarom we dingen weg gedaan hebben en andere dingen gestart zijn, daar lijken we slecht in, in de psychiatrie. We hebben voortdurend de neiging het kind met het badwater weg te gooien. Er is weinig zicht op de historie. Terwijl het belangrijk is om het goede te behouden en het slechte weg te gooien. Als je momenteel maar hard genoeg roept en twittert dan krijgen je plannetjes alle aandacht. Dat vind ik wel eens jammer. Vroeger in de opleiding hadden de ‘autoriteiten’, de opleider en hoogleraar, gelijk. Toen gingen we naar ‘evidence based’ , was onderzoek bepalend – waar veel voor te zeggen is, maar wat soms onvoldoende ruimte liet voor de weerbarstige klinische realiteit. Tegenwoordig worden er allerlei beleidswijzigingen doorgevoerd zonder dat het goed is onderzocht, beetje terug naar’ authority based’, dat is spijtig. Zal ook wel weer veranderen, overigens.’

Wat gaat goed?
‘Het is veel aiossen gelukt om de psychiatrie en de biologie te integreren. Om een beetje uit de slingerbeweging te blijven. Dat je de evidentie van ons vak goed beheerst maar dat je ook oog hebt voor zingeving en culturele achtergrond. De spil daarvan is de presentatie van onze patiënten op de woensdagen. Daar zit ook altijd een geestelijk verzorger bij. De uitkomst kan zijn: je moet elektroshock hebben of je moet naar de dominee en alles daartussen in. Dat kan heel ver uit elkaar liggen. In die zin is positieve gezondheid niet heel veel nieuws. Als je goed naar je patiënt kijkt maak je gebruik van de positieve gezondheid.’

Zou er iets moeten veranderen?
‘Dat puzzelt me wel. Ik wil mensen opleiden niet voor mezelf maar voor hun carrière, voor de komende veertig jaar. En het is wel verdraaid lastig om koffiedik te kijken. Hoe gaat het vak veranderen? Dat kan allerlei kanten uit. Ik denk dat de psychologische kant altijd blijft bestaan. Als je heel veel ervaring hebt leer je allerlei aspecten te wegen. Dat is de breedte van het vak. Door je ervaring word je steeds rijper. Dat vind ik voordelen hebben. Maar je kunt je natuurlijk voorstellen dat door de big data, er dingen eerder uitkomen waardoor je er al meteen mee kunt werken. Ook als je minder ervaring hebt. Dat zou kunnen en dat zou mooi zijn maar dat weten we nog niet. Ik maak me nu ook wel enige zorgen over de herstelbeweging. Als je alle aspecten van het ziekzijn even zwaar weegt, wat wordt dan leidend in je behandelplan? Besluiteloosheid, daar kan de patiënt de dupe van worden.’

Was er een dieptepunt in de afgelopen 20 jaar?
‘Ik heb het een lastige tijd gevonden, zo’n jaar of 8 geleden, met veel bezuinigingen en geen ruimte voor innovatie en nieuwe plannen. Er was veel ontevredenheid. Dat vond ik geen fijne periode. Psychiaters mochten toen ook geen psychotherapie doen terwijl ze er wel voor opgeleid zijn. Dat vond ik wel vervelend.’

Waar ben jij trots op?
‘Waar ik trots op ben in onze opleiding tot psychiater is dat je 4 jaar lang op tenminste 9 afdelingen werkt. Je treft dus altijd een supervisor die verstand van zaken heeft. Van kinderen & jeugd tot ouderen, van psychologisch tot psychotisch. Alle spectra van het vak komen aan bod. Dat geeft je, naast je somatische kennis, een enorme brede kijk. Het is niet zo dat iedereen dat kan. Ik ken dat nog uit de jaren 80 bij de Riaggs. Iedereen was gelijk en als je iets meer wist dan was je arrogant. Maar dat is geen arrogantie dat is gewoon kennis en kunde en daarin opgeleid zijn. Als je denkt dat iedereen gelijk is krijg je grensconflicten en vervelende situaties op de werkvloer. Ik zie dat als een gevaar aan deze trend en hoop dat ik daar ongelijk in krijg. Je kunt beter kijken waar een ander goed in is en daar gebruik van maken. Ik vind ook dat we te weinig gebruik maken van elkaars specifieke expertise. Kijk naar de verschillen. Dat is helemaal niet erg.’

Tot slot. Beroemd zijn de filmavondjes die jij bij jou thuis organiseert voor de liefhebber. Doe je dat nog steeds en welke film moeten wij beslist gaan zien?
‘Door Corona en privé omstandigheden zijn ze achterop geraakt maar ze zijn weer gepland! Mijn meest favoriete film? Misschien vind ik ‘Una giornata particulare’ wel de allermooiste film die ik ken. Biologie, biotoop, psychologie, de film heeft het allemaal en met natuurlijk twee fantastische acteurs.

Lees meer
Harold van Megen over culturele diversiteit