Welke kinderen worden aangemeld op een polikliniek? Hoe verloopt een intake en behandeling? We vroegen het Jacqueline Smorenburg, kinderen jeugdpsychiater op de polikliniek aan de Westsingel in Amersfoort en hoofd van het behandelprogramma voor kinderen van 6 tot 12 jaar.
“We zien veel kinderen met emotieregulatieproblemen – het kind is erg angstig, somber of heeft veel boze buien – en gedragsproblemen. Ouders maken zich zorgen en lopen vast in de opvoeding. Meestal komen ouders en kind de eerste keer samen naar het intakegesprek. We beginnen het gesprek met z’n tweeën en splitsen wat later op: de ene behandelaar praat met het kind, de andere met de ouders. Zo krijgen we een indruk van de klachten en voorgeschiedenis.”
Hoe gaat het verder?
“Na de intake bespreken we met de ouders wat we verder willen onderzoeken. Dit is het behandelingsplan dat samen met ouders wordt opgesteld. Er volgt eigenlijk altijd nog een gesprek met ouders over de ontwikkeling tot dan toe, voor zover dat nog niet gedaan is. Soms doen we een gezinsdiagnostisch onderzoek, dan komen broertjes en zusjes mee. Zij hebben vaak heel zinnige dingen te zeggen over de problemen van hun broer of zus of over de situatie thuis. We vragen standaard ook informatie aan de school. Het hele onderzoek proberen we binnen drie maanden af te ronden, inclusief adviesgesprek met de ouders.”
“Behandelingen zijn heel verschillend. Bij jonge kinderen loopt de behandeling vooral via de ouders. We leggen uit wat sterke en minder sterke kanten van hun kind zijn, waar hun kind last van heeft en wat je wilt verbeteren. Dat bespreek je ook met school. Eigenlijk probeer je de omgevingsfactoren te optimaliseren, zodat het kind beter kan functioneren.”
“Iets oudere kinderen, zeg acht tot tien jaar, kun je vaardigheden aanleren waardoor hun aanpassingsvermogen en weerbaarheid verbeteren. Je kunt ook met ze aan emotionele problemen werken. Dat kan met een praattherapie, maar sommige kinderen vinden praten lastig. Voor die kinderen is het beter om dingen te doen, te ervaren en te voelen. Bijvoorbeeld door middel van psychomotorische therapie, dramatherapie of speltherapie. Het mooie van kinderen is dat als ze met iets worstelen dat altijd een thema in hun spel wordt. Door zo’n thema te bespreken, er ruimte voor te geven, wordt het probleemgedrag vaak minder.”
Wat vinden kinderen en ouders van de behandeling?
“Verschillend. Er zijn kinderen die helemaal geen hulpvraag of probleembesef hebben. ‘Ik heb alleen ruzie als anderen vervelend doen.’ Ouders kunnen soms teleurgesteld zijn dat we niet meer hebben bereikt. Maar over het algemeen zijn de reacties positief, zowel van ouders als van de kinderen zelf. Kinderen kunnen echt dankbaar zijn en zich geholpen voelen.

Ouders zijn vaak enorm opgelucht als we ontdekken waar het gedrag van hun kind uit voortkomt. Als je gedrag niet begrijpt dan bestaat het risico dat het snel als onwil en vervelend gedrag wordt gezien. Maar zo willen ouders natuurlijk niet over hun kind denken! Het is veel waard als er weer een positievere sfeer in het gezin komt. Iedere kinderpsychiater zegt: ‘Mijn werk is de gestagneerde ontwikkeling van kinderen weer op gang brengen.’ Zeker waar, maar ik denk dat het ook om die affectieve kant gaat.
Als ouders het opvoeden als een loodzware taak zien die ook nog niet goed lukt, dan kunnen ze zich enorm tekort voelen schieten. Als dat weer loskomt is er veel gewonnen, ook al is het probleem – bijvoorbeeld het autisme – niet altijd verholpen. Maar ouders begrijpen hun kind dan beter en dat voelt het kind natuurlijk ook.”
Werken jullie samen met andere zorgaanbieders?
“Jazeker, al kan dat nog beter. We moeten er samen voor zorgen dat een kind snel op de juiste plek zit. Niks is erger dan van ouders horen dat ze zich al geruime tijd van het kastje naar de muur gestuurd voelen. Dat soort verhalen zijn hartverscheurend. Het is zo zonde van die tijd.”
Wat maakt jouw werk bij Fornhese zo mooi?
“Het multidisciplinair werken. Ik houd ervan om samen met collega’s te puzzelen: dit is het probleem, dit zijn de uitkomsten van de onderzoeken; hoe komen we tot een diagnose die voor de ouders herkenbaar is en die helemaal recht doet aan het kind en het gezin? Vaak merk je tijdens het adviesgesprek al of je de spijker op de kop slaat. Ja, we hebben de puzzel goed gelegd, het komt binnen, het snijdt hout, we kunnen aan de slag met behandelen! In een enkel geval is behandeling niet nodig; dan hebben het onderzoek en het adviesgesprek de informatie opgeleverd waarmee ouders en hun kind weer verder kunnen.”
Meer verhalen
Bent u geïnteresseerd in meer verhalen over onze jeugd-ggz?
> lees hier ‘onze verhalen uit de jeugd-ggz’